45e EDITIE / 27e KEER IN LANDGRAAF
2014 Updated 31 december 2014
Datum: 7 t/m 9 juni 2014
Acts: zie programma  Info voor Landgraaf bezoekers

Locatie: Megaland Landgraaf / Kaart van gebied rond Pinkpop met afgezette gebieden, parkeerplaatsen en campings

Entree: 3 dagen met camping kost dit jaar € 175,00. losse dagkaart kost € 90,00 (v.v. prijzen incl. € 5,00 servicekosten).
De voorverkoop voor Pinkpop 2014 start 15 maart 2014 o.v.
Bestel je kaartjes via internet in Nederland, Koop je kaartje in ieder geval NIET hier.
Buro Pinkpop steunt de strijd tegen het doorverkopen van kaarten tegen woekerprijzen via de actie: weet waar je koopt.

Weer: heet, droog en zonnig...en veel gratis water
Toeschouwers: 67.000 totaal

Presentatie: Giel Beelen, Eric Corton en Marco Roelofs

BELANGRIJKE OPROEP:
Heb jij als pinkpopbezoeker mooie foto's gemaakt van de bands en artiesten,
en wil jij dat deze vereeuwigd worden op deze website verzoek ik je om op te nemen
BELANGRIJKE OPROEP!!!

Recencies zondag  Recencies maandag  Krantenartikelen  opwarmenStatistieken  Veel online videoclips  Veel foto's  Pinkpop foto's  Cultura24  Setlists

Campings leeg
De belangstelling voor de Pinkpop-campings is dit jaar matig te noemen. Andere jaren werd hoofdcamping A op de eerste festivaldag al voor tien uur gesloten omdat het terrein vol was, maar dit jaar was er rond het middaguur nog steeds voldoende plek. De camping is ieder jaar ingericht op de voetbalvelden van VV Schaesberg, vlak naast het festivalterrein in Landgraaf. Het gebrek aan kampeerders heeft zeer waarschijnlijk te maken met de komst van de Rolling Stones naar Pinkpop. De vaak wat oudere liefhebbers van die band hebben zich gretig op de toegangsbewijzen gestort toen die half maart in de voorverkoop gingen. Daardoor viste een groot deel van het vaste festivalpubliek achter het net.
En terwijl die vaste festivalgangers traditioneel gebruik maken van de spartaans ingerichte festivalcampings, lijken de Stones-liefhebbers die een ticket voor het hele weekend hebben gekocht te kiezen voor een hotel of andere slaapplek. Ook bestaat het risico dat er veel mensen zijn die een weekendkaart hebben gekocht, maar alleen op zaterdag naar Landgraaf komen. De kaarten voor Stones-zaterdag waren namelijk binnen luttele minuten uitverkocht, zodat veel Stones-fans alsnog een weekendkaart aanschaften.
Bij het opengaan van het festivalterrein namen veel Stones-fans ook alvast hun positie in vlak voor het podium, acht uur vóórdat de Rolling Stones daar hun optreden zullen doen. Vlak voor het podium is een afgeschermd gebied om te voorkomen dat er mensen in de verdrukking komen. Voordat de fans kunnen genieten van hun favoriete band moeten ze wel eerst nog luisteren naar Ed Kowalczyk, Flogging Molly en John Mayer. Ook moeten ze er rekening mee houden dat ook liefhebbers van die andere acts in het voorvak willen staan.
Bron: L1 7 juni 2014


Les Djinns
De eerste band van Pinkpop krijgt standaard de sympathy (for the devil) vote: voor de meeste winnaars van lokale talentwedstrijd is het openen van het monumentale festival immers het grootste dat ze bereikt hebben en ooit zullen bereiken, en dat besef brengt al bij voorbaat een grote glimlach. Al is Les Djinns bepaald geen clubje jonge honden, ze vliegen er wel vol vuur in. De familie staat klaar op de eerste rij met het spandoek: "Moeder verberg uw dochters, Joris on stage."

Die Joris is Joris Schreurs, toetsenist en winnaar van de Nu Of Nooit 'beste muzikant' prijs. Hij vormt met zijn vervormde riedels een hoeksteen van het geluid, dat behoorlijk duister en psychedelisch is. Les Djinns is een beginnende band met zo te zien toch al wat kilometers op de teller.

Wat te verwachten van Limburgse geheim? Nou, van alles, en wat ze neerzetten is behoorlijk spannend. Het ene nummer is diep en groovy, het andere wat feller, met wilde vocale uithalen en stemvervorming. Toetsenist Joris Schreurs speelt een oosters themaatje tussendoor, een knipoog naar de Arabische geesten waar de band zijn naam aan dankt. We horen een Franstalig spoken word nummer, dat bij nadere bestudering vermoedelijk te herleiden is tot Victor Hugo's gedicht Les Djinns. Maar het beste is het lang uitgesponnen The Unknown, waar zanger Len David echt knap de spanningsboog oprekt.

Gek hoor, als je ogen sluit zie je vijf Amerikanen met wilde baarden, als je ze opent kijk je ineens naar de Hermes House Band, met pakken die te wijd zitten, de verkeerde retro bloemetjeblouse en te nette forensenkapsels. Op een sollicitatie bij een winkel in kantoorartikelen zouden ze er goed mee voor de dag komen, maar nu vloekt het nogal met het geluid. Dat is echt jammer, want met name in slotnummer Like It vlamt Les Djinns even echt; bluesy en tamelijk virtuoos. Precies wat deze dag nodig heeft, met Joe Bonamassa, John Mayer en de Stones in het verschiet.

Ook opmerkelijk Les Djinns heeft een Eric Corton lookalike als drummer. De echte Corton belooft hem na afloop even een handje te komen geven.
Het publiek: Zoals dat gaat bij de openingsact: de fanatieke aanhang vooraan bestaat zo te zien voornamelijk uit bekenden, verder moet Les Djinns het doen met nieuwsgierige binnenlopers met een eerste biertje in de hand.

Het oordeel: Al met al weer een Nu Of Nooit act die hier bewondering afdwingt, met name in de dappere poging iets origineels neer te zetten. Goed genoeg om direct een landelijke doorbraak te forceren is het niet, daarvoor is het materiaal zeker niet sterk genoeg, maar deze mannen kunnen met trots een Limburgse pint open trekken.
Bron:
VPRO door Atze de Vries / Video: MultiNaatje


Haim
Drie Amerikaanse zussen die samen zowel southern rock en Fleetwood Mac als synthpop en R&B serveren? Jazeker; het bestaat, het heet Haim (naar de achternaam van de muzikale meisjes) en heeft een paar goede hits op zak. Haim heeft de buzz mee en doet momenteel een beste festivaltour. Op de 3FM Stage in Landgraaf krijgen ze alvast een heldinnenontvangst van het publiek.

De drie gezusters Haim golden, toen ze eind 2012 op London Calling stonden, al als grote belofte. De volgende trap werd beklommen toen de BBC ze op de Sound Of 2013 zette, maar ook dat jaar wist het trio op Lowlands niet helemaal te overtuigen. Een major stapte in en Jay-Z's Roc Nation tekende voor het management. Ze hebben anderhalf album uit met poppy rock en synthpop/R&B, die op plaat wat softer en op het podium meer met een Alanis Morissette bite wordt geserveerd. Live hebben Alana, Danielle en Este Haim nog een drummer en toetsenist bij zich.

Afgezien van de jam (het moment) sprong er toch niet echt wat uit. In If I Could Change Your Mind gaan ze wel los op drie gitaren. Het is sowieso een nummer waarin hun Fleetwood Mac-invloed sterk naar voren komt, live in een uitvoering die ritmisch (rumba) ook naar Gloria Estefans Rhythm Is Gonna Get You hint.

"What a fucking beautiful day!", Este Haim noemt de zaken graag zoals ze zijn. "My sisters and I gonna jam a few minutes, is that ok?" Zeker wel: Als derde nummer verrassen de zusjes met een Black Keys meets AC/DC jam, die resulteert in hun bewerking van Fleetwood Macs Oh Well. Het is door de vrije uitvoering met Alana die losgaat op een bassdrum het echte hoogtepunt.

Ook opmerkelijk Openingsnummer Falling is meteen raak. Live krijgt het een wat meer elektronische lading met een hoofdrol voor de toetsen en percussie. Frontvrouw Danielle laat haar gitaar janken en kijkt erbij alsof het ernstig pijn doet (normaal vooral het handelsmerk van bassiste Este). Leuk voor de Joe Bonamassa-fans.

Het publiek: Het publiek ontvangt de band aanvankelijk zeer grootmoedig, maar kakt dan ook wat in. Halverwege de set hebben de zusjes iedereen wel om de vingers gewonden en doen de bezoekers aan alles mee.

Het oordeel: "In 1971 Fleetwood Mac played here and tonight the Rolling Stones are playing; it's unbelievable." Dat is de tweede keer (na de cover) dat ze naar hun voorbeeld verwijzen en het volgende nummer (Don't Save Me) is meteen weer helemaal Fleetwood Mac. Omdat de zussen ook van een potje southern rock en synthpop houden is de richting (in de set en ook binnen sommige nummers) soms ver te zoeken. De Haims groeien door, er zit een hoop vakvrouwschap en beleving in, maar we willen een betere tweede plaat plus fikse tournee zien, voor we geloven dat ze blijvertjes op de grotere podia zijn. Vandaag scoren ze meer op routine dan op gevoel.
Bron: VPRO door Ingmar Griffioen / Foto: Jean Wertz

Paceshifters
Voor het eerst is er een vierde podium op het Pinkpopterrein te vinden. De tent is net naast de hoofdingang te vinden. Aan Paceshifters de eer om het te openen.
Paceshifters is een rocktrio uit Overijssel bestaande uit de broers Paul en Seb Dokman en drummer Jesper Albers, die een jaar geleden Koen Klarenbeek opvolgde. Dit drietal beschikt over een behoorlijk portie lef. Vanmiddag laten ze zien dat ze niet bang zijn en geven een energieke, felle show. Met name zanger/gitarist Seb heeft een strot met een fijn rauw randje. De hele band speelt een strakke show met een belangrijke rol voor drummer Jesper.
This Road, het openingsnummer van tweede album Home valt goed en tijdens het nummer wordt heel voorzichtig gecrowdsurft.
Het publiek:Het is hier geen begrafenis, maar een festival!” schreeuwt Marco Roelofs, presentator op Stage 4, nadat er nauwelijks wordt gereageerd op zijn openingskreet. Het publiek moet even wakker geschud worden, maar al bij het tweede nummer signaleren we de eerste bescheiden moshpit van Pinkpop. Met een Nirvana-cover weet de band pas echt de handen van het publiek op elkaar te krijgen.

Het oordeel: Vandaag laat Paceshifters zien behoorlijk wat kwaliteiten te bezitten, maar weet de band niet een heel uur lang te boeien. Het geluid is niet optimaal en dit komt de show af en toe niet ten goede. De nummers, met name van het tweede album, zijn dik in orde. Vooral de grunge- en stoner-invloeden komen goed uit de verf en hier mag de band dan ook meer van laten horen. Het schattige van de beginjaren is eraf; de band laat op Pinkpop alvast voorzichtig zijn tanden zien. Paceshifters zit in de groei. Om daadwerkelijk een uur lang te boeien, mag de band nog wat brutaler worden.

Ed Kowalczyk and Noordpool Orchestra
Het is een trend, bij een jubileum van een album het werk integraal uitvoeren, het liefst met een orkest. Ed Kowalczyk laat zich niet hinderen door het niet meer bestaan van zijn band Live, en weet met wat andere muzikanten en het Noordpool Orkest het publiek voorzichtig op te warmen voor het vuurwerk later op de dag. Soms wat geforceerd, een enkele keer tenenkrommend, maar het werkt uiteindelijk.

Je kunt het mooi of lelijk vinden, maar de muziek van Ed Kowalczyk is op zijn minst effectief. Met hulp van het Noordpool Orkest speelt hij het Live-album Throwing Copper (1994), inclusief meezing/kippenvelmomenten, de broodnodige gitaarsolo's en natuurlijk zijn typische danspasjes en gebaren.

Na twee nummers neemt Kowalczyk een moment om het orkest te introduceren en krijgt dit even een momentje om een bombastisch intermezzo te spelen. Of meer een prelude, want het gaat naadloos over in 'I Alone', misschien wel de grootste hit van Eds voormalige band Live. Zie hier: kippenvel en meezingmoment #1, eerste van een handjevol.

De show begint zoals een show met een orkest hoort: aanzwellende violen, en een zanger die iets later pas zijn entree maakt. Het intro van albumopener 'The Dam at Otter Creek' wordt nog wat langer opgerekt, en er worden wat nieuwsfragmenten doorheen gespeeld. Wat voor fragmenten? Geen idee, maar als er wordt afgesloten met 'Overcome', het enige nummer op de set dat niet op Throwing Copper staat en destijds opgedragen werd aan de slachtoffers van '9/11', krijg je het gevoel dat die samples in de opening daar ook wel eens op zouden kunnen slaan, en dat Eddie wat geforceerd een manier heeft gezocht om de grote hit 'Overcome' in zijn show te fietsen.

Ook opmerkelijk De hele smaakvol/smakeloos-discussie die altijd rond Kowalczyks muziek hangt, wordt mooi in één shot gevangen als de camera inzoomt op de gitarist. Z'n instrument is bekleed met parelmoer. Smaakvol? Neuh, maar het glimt best wel mooi zo in de zon.

Het publiek: Dit probleem gaat waarschijnlijk elke act hebben die vandaag op het hoofdpodium staat: het veld wordt langzaam ingenomen door Stones-fans, en een hoop daarvan lijkt geen moer te geven om wat er nu precies gebeurt. Ook al is het al vrij druk voor de geluidstafel, de grijze oude rockfans hebben daar geen boodschap aan, en leggen net zo makkelijk een kleedje neer om hun plek bezet te houden. Of staan met hun rug naar het podium toe te kletsen. Maar toch, ondanks deze invasie van ongeïnteresserden wordt er opvallend veel en uitbundig meegezongen. Het was Kowalczyks vierde keer Pinkpop, en terecht. Want blijkbaar zijn er nog net genoeg mensen met een zwak voor de zanger en de catalogus die hij inmiddels op zijn naam heeft staan.

Het oordeel: Een festival openen is lastig, helemaal als een groot deel van het publiek aan het aftellen is voor de headliner en je zoals Ed Kowalczyk niet de allerbeste zanger bent en er af en toe wat problemen met het geluid van de gitarist lijken te zijn. Een orkest meebrengen helpt, helemaal als het zoals vandaag net wat meer doet dan een standaard Last Night of the Proms-sausje erover heen gieten. De set bevatte precies genoeg meezingmomenten, de cliché-kippevelmomenten geven wat verkoeling in de hitte, en de gitaarsolo's geven het de schijn van een rauw randje. De Andre Agassi-lookalike wint niet met het mooiste spel, maar het is effectief genoeg, zo vroeg op de dag.
Bron:
VPRO door Ralph-Hermen Huiskamp / Video: iwalktheline00


Thé Lau/The Scene
"Ik sta hier nadrukkelijk niet als patiënt op het podium," zegt Thé Lau, al weet iedereen dat-ie dat wel is. En hij zingt het ook, in het openingsnummer van zijn nieuwe album: "De dood maakt jacht op mij." Hij zingt het niet, hij declameert het, hij spuugt het uit.

Er is een heus circus op gang gekomen rond Thé Lau, de zanger van The Scene die een paar maanden terug aankondigde ongeneeslijk ziek te zijn. Keelkanker, de zwaarste straf die je een zanger kunt geven. Ja, Thé wilde wel praten, en deed dat met alle kranten, op haast exhibitionistische wijze. Het leverde wel mooie verhalen op, want Thé Lau is een kleurrijke man. Donderdag al kreeg hij zijn finale hagiografie bij RTL Late Night, midden op het Leidseplein in Amsterdam. Het was bizar om te zien hoe de zanger gezalfd en heiligverklaard werd, terwijl hij er zelf nog in ogenschijnlijk prima staat bij zat. Het is zo, de tijd tikt voor Thé Lau, en dat besef zet zijn hele oeuvre in een ander licht. Met de kennis van nu lijkt zo'n beetje elke song een aankondiging van de dood, of op zijn minst een beginselverklaring hoe het leven tot die tijd in te vullen. Presentator Marco Roelofs hoeft alleen maar wat zinnen te knippen en plakken om tot een bijzonder soort levenslustig in memoriam te komen.

Het heeft wel iets wrangs, deze afscheidstournee. The Scene was de laatste jaren toch een beetje een vergeten band, groot in de jaren dat Yasser Arafat de Palestijnen leidde, Richard Krajicek de beste tennisser van het land was en Wim Kok ons door de zorgeloze jaren negentig leidde. Befaamd inmiddels is de uithaal van The Lau in de VPRO Gids naar de media die hem negeerden. En toch: The Scene ontpopte zich in zijn beste dagen tot een soort poëtische erfgenaam van Herman Brood. Net als Tröckener Kecks en De Dijk bediende Thé Lau zich van no-nonsense grotestadslyriek. Bløf noemt Thé Lau als belangrijkste inspirator, maar het goede aan The Scene is nu juist het rommelige rock-'n-rollkarakter dat Paskal Jakobsen (die hier Blauw meezingt) ontbeert. Lau is geen perfectionist, maar dat geeft niet, hij schrijft immers ook over de rafels.

Blauw dus, een van de signature songs. Een knappe song over hoe mannen vrouwen nooit geven wat ze verdienen. Thé Lau is geen observator die boven de partijen staat, hij is net zo schuldig. Blauw is muzikaal een typisch The Scene-nummer: sterke hook met een recht-door-zee rockgeluid. Niet heel verfijnd, wel met een krachtige drive.

Thé Lau draait zich om, neemt een slokje water uit het glas dat op de versterker achter hem staat en heft het glas. Het was net genoeg om de traan weg te slikken, want daar is hij toch te veel man voor. Het applaus na Open (met dEUS' Tom Barman) is overweldigend, en dan moet de enige echte klassieker nog ingezet worden: Iedereen Is Van De Wereld, ode aan de misfits. Paskal Jakobsen is er voor het eerste couplet, Lau keert terug met de woorden: "Deze is voor iedereen die passie voelt en die voor passie gaat." Het komt er met wat moeite uit, maar waar hij tekortschiet is er hulp in overvloed, en het gaat om die zin. Samen, open, voor iedereen. Dat zijn thema's waar een festivalweide in emotionele staat alles mee kan.

Ook opmerkelijk: Tom Barman weet hoe het moet: hij geeft Lau alle ruimte in Open. Hij zingt zelf het ingetogen eerste couplet, de frontman mag de uithaal in het tweede doen. The Lau wankelt, maar het wordt juist daardoor een hoogtepunt.

Het publiek: Na de laatste tonen van Iedereen Is Van De Wereld blijft het publiek minutenlang zingen. Pinkpop brengt hier een indrukwekkend eerbetoon aan Thé Lau, die het roerloos ondergaat.

Het oordeel: Dit optreden ontstijgt natuurlijk alle kwalificaties die bij een normaal optreden gelden. Thé Lau ontvangt hier de credits voor zijn werk en viert het leven zoals hij niet anders kan: rauw, hees en teder.
Bron:
VPRO door Atze de Vries / Video: jumpanddontfall


Joe Bonamassa
Joe Bonamassa werd geboren als zoon van een gitaarverkoper en stond als elfjarig jongetje op het podium met B.B. King. Dan weet je eigenlijk al min of meer genoeg om de carrière van de 37-jarige zanger/gitarist uit te stippelen: hij maakt plaat na plaat (niet alleen studiowerk, ook live) en laat monden open vallen met zijn vingervlugge solo's.

Bijna een kwartier ruimt Joe Bonamassa in voor zijn slotoffensief, een ballade over de Amerikaanse volksheld John Henry, een arbeider die in de negentiende eeuw sneuvelde tijdens het bouwen van een spoorweg. Hij symboliseert de klassieke strijd tussen mens en staal. "Gimme the hammer that killed John Henry, cos it won't kill me," croont Bonamassa, terwijl hij aanzet voor een sensationeel slot. Wildwesttaferelen.

De zonnebril van Joe Bonamassa zakt naar het puntje van zijn neus. Steeds weer. Dat komt natuurlijk door het kleffe weer, maar ook doordat hij een klein neusje heeft. En doordat hij nogal wat grimassen trekt tijdens het soleren. En dat doet hij nogal wat. Eigenlijk is elk nummer een rituele dans met de solo als doel. Of het nu een langzamere jam is of een fellere song, altijd neemt hij genoeg omwegen om die minutenlange uithalen te rechtvaardigen. Het moment in iedere song. Zingen doet hij niet onverdienstelijk, maar niet zo goed als-ie speelt. Op plaat voegt hij laag na laag toe, op het podium wordt hij gesteund door een compacte, buitengewoon kundige band, met van die echte topmuzikanten in hun segment. Zijn bandleden krijgen ook wel eens een conga- of drummomentje, maar het draait natuurlijk allemaal om die man in dat grijze maatpak.

Het publiek: Grote drommen mensen zijn toegestroomd voor Joe Bonamassa. Ze luisteren gedwee in de lome zon, de handen gaan omhoog als Bonamassa zijn tempo opvoert.
Het oordeel: Direct na afloop start John Mayer op het grote podium. Ze zijn zo'n beetje generatiegenoten, die twee, en allebei putten ze uit de blues, maar John Mayer is er wel in geslaagd een brug te slaan naar het jonge poppubliek. Sterker nog: naar de jonge meisjes. Bonamassa zal dat worst wezen. Natuurlijk is hij een vroegoude notenfreak met een terugtrekkende haargrens, maar hij is wel steengoed in wat hij doet.
Bron:
VPRO door Atze de Vries / Video: cvdvanspeyck


Afterpartees

Flogging Molly
In de geest van Dropkick Murphys en eigenlijk vooral geïnspireerd door de Ierse 80's folkhelden van The Pogues maakt Flogging Molly 'Celtic folkpunk', een mix van punkrock en folk met Ierse inslag. De band uit Los Angeles is daar opgericht in de Molly Malone's Pub en wordt geleid door de Ierse vocalist Dave King (die eerder in UK rockband Fastway zat). Bij Ierse folkpunk mogen de bagpipes, fluit, trekzak en Bodhrán niet ontbreken en dat doen ze in de opwindende feestmix van de Californische groep dan ook niet. En mocht je op St. Patrick's Day 2015 nog niks te doen hebben, dan kun je meevaren op de drank- en muziekovergoten Flogging Molly's Salty Dog Cruise.

Een banjosolo vormt het überherkenbare begin van klassieker Drunken Lullabies, een drinkebroeders-anthem waarmee je elke pub doet ontvlammen. Meeslepend uit meerdere kelen gebruld is het opzwepende folkpunk van de bovenste whiskeyplank. Als je dit niet kunt meezingen en -voelen ben je ernstig geremd of overleden.

Zanger Dave King gooit na een kwartier nog maar eens een geopend blik Guinness het publiek in en ditmaal vangt iemand 'm. Gejuich, ook van King, die concludeert: "You can see that guy is not American 'cause he caught it."

King: "We kwamen twintig jaar geleden in Molly Malone's, een kleine pub in Los Angeles, bijeen en als je ons toen verteld had dat we op dezelfde stage als The Rolling Stones zouden spelen... un-fucking-believable! Still the greatest rockband in the world!!" Die uitspraak krijgt veel bijval. Ja, veel staat vandaag in het teken van de headliner.

Het publiek: Met de eerste noten vliegen ook de eerste biertjes door de lucht en over uw verslaggever. Mooi, wat verfrissing konden we wel gebruiken. Op het veld ontstaan meerdere hos- en springpartijen en naast me kolkt een steeds woestere circle pit. Het is feest, de beer is los, de tap open en we doen allemaal mee als King vraagt die 60.000 handen in de lucht te steken.

Het oordeel: Kings rode kop en het felle, door fluit aangezwengelde The Devil's Dancefloor kunnen niet verbloemen dat Flogging Molly ook niet de eeuwige jeugd heeft, noch de eeuwige energie bij dertig-plus graden... Niettemin herpakken ze zich met een heel sterk laatste stuk, waarin ook What's Left Of The Flag en Seven Deadly Sins met vuur gespeeld worden. Tijdens een banjo-vioolduel in Tobacco Island bewees King wild dansend al dat hij het heilige Keltische vuur nog heeft. Met de Stones in het vooruitzicht hoeft niemand zich vandaag immers oud te voelen. Wat een feestje en topsfeer bouwt dit grijzende Flogging Molly nog. En wat een gemis dat Ierland zich niet gekwalificeerd heeft voor het WK. Dit is heel wat betere voetbalmuziek dan dat oranje Kleintje Pils dweilorkest. Beelen had gelijk: hier moet je niet te veel woorden aan vuil maken en gewoon op feesten.
Bron:
VPRO door Ingmar Griffioen / Video: Céadagh O'Ferrall


White Lies
Een stel Engelse gasten, eigenlijk een trio, maar live aangevuld met twee extra muzikanten. Ze lijken constant te citeren uit werk van andere bands. Dan weer even The Killers, vervolgens een stukje Joy Division om vervolgens via Depeche Mode toch weer even naar U2 te gaan. Met inmiddels drie albums op zak heeft de band genoeg materiaal om een sterke set te vullen, zou je denken.

Het nummer: Zonder twijfel 'Death'. Na een sterk begin met 'Farewell to the Fairground', 'There Goes Our Love' en 'To Lose My Life' kakt het concert genadeloos in en lijkt het publiek er ook niet meer echt zin in te hebben. Pas als 'Death' wordt ingezet, komt het massaal in beweging en staat het publiek tot halverwege in de tent te springen en te klappen.

Voordat met 'Death' de tent tot leven wordt gewekt, speelt de band het allereerste nummer dat ze ooit geschreven hebben: 'Unfinished Business'. De zanger leidt het nummer in met een nikszeggende anekdote over dat dit het nummer is dat ze naar hier heeft gebracht. Het lijkt een poging om iets van emotie los te maken, maar het slaat compleet dood, net als het hele middenstuk van de show.

Het publiek: Hoewel de tent gevuld is met jong en oud, zijn het vooral de tieners die uit volle borst, met de ogen dicht, meezingen. De poëtische teksten over liefdes en vriendschappen, overgoten met een donker sausje, doen het goed.

Het oordeel: De muziek van White Lies gaat er makkelijk in en is bij momenten best aardig. Maar door het oersaaie middenstuk en het ontbreken van ook maar iets van een eigen sound is het waarschijnlijk de act die je het eerst vergeet van deze eerste Pinkpo dag. Sterker nog, als je de tent uitloopt, weet je waarschijnlijk al niet meer wat nou precies dat ene leuke nummer was, of wanneer het in de set zat. Het leek een beetje op Joy Division, of was het toch U2?
Bron:
VPRO door Ralph-Hermen Huiskamp / Video: Robin Rietveld


Bastille
Bastille maakt geen gecompliceerde muziek. Couplet refrein, couplet refrein (nu meezingbaar), bridge (handjes in de lucht), refrein, gas erbij, refrein (dansen). En alles met net genoeg elektronica om het te benoemen, maar net te weinig om het ook echt elektronisch te noemen. Dat is zo'n beetje het recept voor elk nummer. Erg? Nee, want bijna alles is een hit, lijkt een hit, of een toekomstige hit.

De cover van TLC's No Scrubs? Geen briljante versie, maar het straalde precies het plezier uit dat je zo graag bij een popact ziet. Maar toch, nee. Laura Palmer, dat bizar goed werd opgepakt en de show echt deed losbarsten? Ook gaaf, maar nee. De grote hit Pompeii, waarmee de set natuurlijk afgesloten werd, en het volle veld meegezongen werd? Ook niet. Alles kwam samen in Of The Night, Bastille's versie van de banger van Corona. Zou Pinkpop ooit zo hard gedanst hebben?

Zo'n twintig minuten voor het einde ontstaat er opeens wat onrust in het publiek. Iedereen lijkt zich opeens zorgen te gaan maken over een plek vinden bij de Stones en de eerste groepen beginnen al te lopen. De frontman heeft het door, trekt z'n capuchon over zijn hoofd, en besluit Flaws al lopend tussen het publiek te doen. Gillende meisjes, het hele publiek dat opeens tien meter naar voren lijkt te schuiven, de volle aandacht is weer bij Bastille, niet meer bij die oude mannen die straks naar het hoofdpodium schijnen te komen. Als daarna Of The Night wordt ingezet denkt niemand meer aan weglopen voordat de show voorbij is.

Het publiek: Gillende meisjes, dansende huismoeders, inhakende vriendengroepen, groovende mannen van middelbare leeftijd. American Apparel pakjes, vale zwarte spijkerbroeken, cowboyhoeden en verentooien. Iedereen gaat lekker op de hits van Bastille.

Het oordeel: Dit is pop zoals het publiek pop wil hebben. Hits, covers, meezingen, ballad door een zanger die zijn puppy-ogen opzet, een rondje door het publiek, je benen onder je lijf weg dansen en nog meer hits. Voor de artiest moet het ook fantastisch zijn. Dolenthousiaste fans tot aan de achterste rijen, een bloedmooie ondergaande zon en een luchtballon om het af te maken. Bastille krijgt het voor elkaar om mensen de Stones te laten vergeten, met pretentieloze radiopop. En dat is misschien wel het knapste dat een band vandaag heeft gedaan.
Bron:
VPRO door Ralph-Hermen Huiskamp / Video: dmbekker


Gecko
Tropische pop met reggae en rap. Zo valt de zeskoppige band het beste te omschrijven. Frontman Will speelt simpele akkoorden en dit bepaalt voor een grootste gedeelte het geluid van de band. Zijn stem doet denken aan Just Jack en bij vlagen is de muziek van de band te vergelijken met Crystal Fighters en Will And The People. “If you want the Internet, go to the library, if you want a book, then go to the bookshop” klinkt het tijdens tweede nummer. Vierde nummer 'Guanabana Juice' gaat over het favoriete drankje van de band. Nee, de songs zijn niet bepaald diepgaand.

Het openingsnummer Gotta Wait is het enige sterke liedje. Een poppy en uptempo nummer dat zomaar een zomerhitje op 3FM had kunnen zijn. Eigenlijk wordt het geen moment echt leuk bij Gecko.

Het publiek: Bij aankomst staat er slechts een handjevol mensen, waaronder vijf meisjes met een spandoek. Er zijn dus wonderbaarlijk genoeg echte Nederlandse fans. Na de eerste klanken stromen er enkele tientallen mensen bij, maar de tent is en blijft nagenoeg leeg gedurende het optreden. De sfeer wordt gemaakt door een aantal dronken mannen die zichtbaar genieten. Het lijkt er op dat je behoorlijk wat gedronken moet hebben om een concert van Gecko leuk te vinden.

Het oordeel: Volgens de bio op de Pinkpop-website zou het een feestje worden. Het werd een eentonig optreden met standaard reggaenummers. De mashup van Walk On The Wild Side had al helemaal niet gehoeven en het optreden begint halverwege helemaal te vervelen. Een optreden waar weinig over nagepraat zal worden. Die ontbrekende acht procent voor de funding van de aankomende EP zullen ze vandaag niet bij elkaar gesprokkeld hebben.
Bron:
VPRO door Stan Steeghs


John Mayer
"Goodbye rain, goodbye sorrow", hijgt John Mayer in opener Queen of California. En zo zorgeloos als hij zingt, zo ziet de beste man er ook uit: blauw hawaishirt, wijde witte broek, vaag glimlachje. In Amerika verkocht hij tientallen miljoenen platen met veelal akoestische softpop en een bluesy inslag die ergens tussen Clapton, Knopfler, Dave Matthews en Jack Johnson inhangt. Hij datete met Katy Perry, met Jennifer Aniston, met Cameron Diaz, met Jessica Simpson en daarvan konden we uitgebreid meegenieten in de roddelpers. John Mayer is kortweg een wereldster, die deze Pinkpop-zaterdag als headline was aangetreden als de Stones onverhoopt hadden afgezegd. Hij is een aardige zanger, een virtuoze gitarist en boven alles een aantrekkelijke gast die in Landgraaf zingt over al dan niet mislukte liefdes, opdat de bakvissen smelten.

Mayer opent met een uitstekend blokje softe pop, met Belief, No Such Thing en Half of My Heart, I Don't Trust Myself (With Loving You). Daarna kakt de set behoorlijk in, want hoeveel softe pop kun je hebben voordat het in slappe piemel-pop verandert? Vooruit, het liedje dat daarna het beste uit de verf lijkt te komen is Waiting on the World to Change. Een lichtzinnig upbeat gospelliedje over het verbeteren van de wereld, met een fijne rol voor het tweekoppige achtergrondkoortje. Het is zo'n liedje dat uitnodigt tot zachtjes heupwiegen, wat vooral door de stelletjes vandaag gretig wordt gedaan. En speelt John Mayer daar nou plotsklaps op de gitaar die we kennen van Hendrix, op Monterey Pop '67? Dat moet een replica zijn, want de oorspronkelijke gitaar ging nog op dat concert in de fik.

In slotstuk Gravity gaat ook de gitaar van John Mayer, hoe subtiel ook, even in de fik. Jawel, als je het aan ondergetekende vraagt is de gitaarsolo die John hier speelt een van de mooiste solo's die er op deze aarde ooit zijn gespeeld. Tuurlijk, hij kan snel gitaar spelen, zonder enige moeite, meestal zonder plectrum, z'n gitaar precies met de juiste intensiteit vingerend. Maar de kracht van zijn spel ligt niet zozeer in de virtuoze snelheid waarmee hij speelt, maar door met precies het juiste Strat-geluid de juiste noten eruit te knijpen, laverend tussen majeur en blue notes. Die Gravity-solo speelt hij vrijwel hetzelfde als op plaat, hoog op de hals, soepel en melodisch. Pure perfectie.

Pure perfectie streeft John Mayer sowieso meer na dan je in eerste instantie door hebt. Tussen de liedjes door pakt hij af en toe een microfoon die niet over de PA hoorbaar is. Om zijn band te instrueren, om de show te regisseren, om te zeggen dat we nu echt gaan jammen op een bluesje in C. Dat praten had hij wat ons betreft wat meer in de publieksmicrofoon kunnen doen. We zagen wel eens shows van een praatgrage Mayer, die gekscherend grapjes maakt en orgastisch reageert op het publiek. Niets van dat alles, vandaag op Pinkpop komt er niet veel meer uit dan af en toe een wat beleefd gehijgd "Thank you".

Het publiek: Maar dat maakt het publiek niet uit, hoor. Hadden we al gezegd dat het vol staat met gillende meisjes? Ze maken hartjes met hun handen, zingen zelfs de mindere nummers (en dat zijn er best wat!) woord voor woord mee en soppen bij iedere blue note die John erdoorheen perst alsof hij liefdevol bij de meisjes naar binnen dringt. Zo kijkt hij er tijdens zijn solo's zelf overigens ook bij, oogjes toegeknepen in een net niet charmante, coïtale grimas. De oudere mannen staan ernaast, en je zíét ze denken: "Zie je wel! Ook die jonge deernes voelen de blues." John Mayer windt zeker driekwart van het Pinkpop-publiek op: zowel de vaders die eigenlijk voor de Stones komen als hun dochters, die eigenlijk geen zin hadden maar best John Mayer en Ed Sheeran willen zien. En nou ja, er zijn ook nog de groepen die er geen fuck aan vinden. Die zuchtend vloeken dat ze het randje missen, die zich afvragen hoe je je in godsnaam bluesmuzikant mag noemen als je zo duidelijk geen duivels op de hielen hebt. Die het van whisky en messen doorwrochte gevaar missen dat de blues juist zo spannend kan maken. Dat randje dat zelfs de zeventigjarige Stones nog wel beheersen.

Het oordeel: Is het flauw om ze alledrie gelijk te geven? Ja, Mayer is een van de beste gitaristen ter wereld. Ja, hij is die mooiboy die ongetwijfeld heel wat natte dromen bezorgt in de dampend hete tentjes vanavond. En ja, "on fire" was Mayer bepaald niet. Echte climaxen of orgasmes (om in het thema te blijven) bezorgde hij niet in een festivalshow die vooral uitblonkt in degelijkheid.
Bron:
VPRO door Timo Pisart / Video: Merijnda


Epica
Dé band in Nederland op het gebied van symfonische metal met frontvrouw, volgens de experts. Het Limburgse Epica is daarin inderdaad, ook wereldwijd, een van de grootste bands. Het zestal heeft net het zesde studioalbum uit, verschenen op het grote Duitse Nuclear Blast label, en is aan een lange tournee begonnen. Daarin is ook plaats voor deze thuiswedstrijd. Handelsmerk is symfonische metal met soms dubbele grunts (van oprichter-gitarist Mark Jansen) en ijle zang van Simone Simons.

Cry For The Moon, van het eerste studioalbum The Phantom Agony en eigenlijk een van de eerste demo's van de groep. Een ware Epica-klassieker, die het kindermisbruik door katholieke priesters aankaart. Heel mooi hoe de band het vandaag na die dubbele grunts van Jansen laat stilvallen waarna je alleen Simons hoort. Epica speelt veel met die wisselwerking, een zeer geslaagd trucje. Jansen pept het publiek nog eens op met armgebaren en gooit dan de deathgrunt erin, gevolgd door gitaar- en batterijsalvo's en knetterend vuurwerk. Bijzonder ook hoe de aansporingen worden opgepikt door het publiek, dat massaal het mantra "Forever and ever" mee scandeert. En dat de volle negen minuten blijft doen.

Aangekondigd door provinciegenoot Marco Roelofs volgt een zeer bombastisch begin, met meteen een verschroeiende vuur- en lichtshow. Terwijl vijf metalmannen op twee gitaren, bas, toetsen en drums de sound zwaar aanzetten, leeft Simone Simons haar eigen rockopera. Symfo metalopera eigenlijk. Daar gooit gitarist Mark Jansen nog een diepe grunt als voice-over op. Vuurwerk als slot van een groots, bombastisch en verdomd indrukwekkend geheel. En dat was pas het eerste nummer The Second Stone.

Ook opmerkelijk: Het ziet er voor de neutrale toeschouwer wat potsierlijk uit met die zwartleren pakjes, het roterende toetsenbord en de excessieve vuurkracht. Coen Janssen heeft een draagbaar toetsenbord in hoefijzervorm, waarmee hij naast de synchroon haarslaande gitarist en bassist staat te beuken. Simone zoekt ondertussen haar ontdekker Mark (hij kende haar van een fanforum van After Forever, zijn vorige band) op voor een eentweetje. In Cry For The Moon komt de toetsenist naar beneden om de snaren van de gitarist vast te houden. Elders zou dit lachwekkend zijn. In deze show past het gek genoeg. En de band blijft in de rol, ook op een popfestival.

Het publiek: De tent loopt vanaf het eerste nummer langzaam vol voor de Limburgse band. Pinkpop trekt genoeg Limburgers om dit als thuiswedstrijd te kwalificeren en die mensen lijken Epica wel te waarderen. Dat leidt vooral op de eerste rijen tot vingers (horns) in de lucht en slaande hoofden. Halverwege druppelt het echter leger en na 45 minuten is het gros wel naar de headliner afgetaaid.

Het oordeel: Het vuur, de even overdonderende lichtshow met led-platforms boven en achter de muzikanten, de choreografie-achtige show en de brute metal met dubbele grunts, het mitrailleur-achtige drumwerk van Ariën van Weesenbeek op dat XL drumstel en het riffwerk; werkelijk alles is bombastisch en groots aan Epica. Tot het dubbel zo grote drumstel aan toe. Alles behalve de solostukken van Simons dan, die er soms als een lichtvoetig operazangeresje doorheen fladdert. Groots, overweldigend - of over the top als je er niet van houdt. Vergis je niet: hier klinkt geen noot anders dan die zou moeten klinken, het vuurwerk, de lichtshow en de pasjes; alles wordt minutieus uitgevoerd zoals vooraf bedacht. Epica is wat dat betreft professionalisme ten top. Dan is het lullig als je tent leegloopt voor de Stones, dat heb je niet in de hand. Verder dwingt deze show evenveel respect af als de loopbaan van de band.

Bron: VPRO door Ingmar Griffioen / Video: TheMuseTV


The Rolling Stones
The Rolling Stones is anno 2014 geen band meer, zelfs niet zomaar 'een monument', het is een experiment. Hoe lang kan de illusie van de eeuwige jeugd in stand gehouden worden? Toch niet lang meer, zou je zeggen als je de leeftijden van de bandleden ziet. Een half mensenleven lieten The Rolling Stones op zich wachten als headliner van Pinkpop, maar nu eindelijk geven ze het festival de meest besproken dagafsluiting ooit.

Het is bijkans onmogelijk kiezen uit de vele klassieke popsongs die hier vanavond langskomen. Maar weet je wat, daar hebben we het straks wel over: Out Of Control is de grootste verrassing, op eenderde van de set. Even graven, juist, een song van een plaat die niet in het collectieve geheugen geëtst is: Bridges To Babylon uit 1998. Hier klinkt de band ineens als The Temptations in hun psychedelische tijd. Mooi stijlvol gespeeld en gezongen, verrassend anders ook dan alle andere songs. Die hadden we niet zien aankomen.

Na een prima begin volgt een zwakker middendeel, met als dieptepunt de twee nummers die Keith Richards mag zingen. Oh ja, met zijn gitaarspel zit het wel goed vandaag hoor. Ook als hij soms zijn riffs niet honderd procent raakt, weet hij ze toch die unieke swagger mee te geven. Dat Richards zo vol in het licht mag staan, geeft de frontman ruimte om een welverdiende break te nemen. Hij blijft maar doorrennen. Jagger keert terug met mondharmonica en met Mick Taylor, de gitarist die de gouden jaren meemaakte, jaren in onmin met de band leefde, dreigde met rechtszaken en sinds een jaar of drie weer in de armen gesloten is. Ze zetten Midnight Rambler in, en Taylor neemt de band brutaal op sleeptouw met zijn bluesachtige spel. Een sterk moment, dat helaas net wat te lang doorgevoerd wordt. En vooral: in deze reeks nummers horen we de meest ouderwetse kant van The Stones. Maar dan is er gelukkig een kantelpunt in de set, dankzij Miss You, het disco-uitstapje uit 1978 met nota bene een bassolo als unique selling point. Vanaf dat moment is de set één grote zegetocht. Ineens klinkt alles weer actueel en krachtig.

Ook opmerkelijk Na afloop van Honky Tonk Women stelt Mick Jagger de band voor. Ja, die vier kennen we wel, maar de rest is ook niet onbelangrijk. Een bassist, twee blazers, een toetsenist en twee zwarte stemmen zorgen voor belangrijke ondersteuning van zo'n beetje ieder nummer. Zeker die backing vocals zijn extreem belangrijk, want zowel Jagger als Richards kunnen niet meer achter elke noot kracht zetten. Dan stelt Jagger toch ook de belangrijkste leden voor, waaronder de man die het meest jeugdig van de vier kernleden lijkt: "Ronnie Wood! Wie is je kapper, Ron? Roy Donders?" Ho, wacht, wil degene die ons geheime WK-wapen aan Mick Jagger verraden heeft zich direct melden? Hoe is dat gegaan? Heeft Mick zijn enthousiasme over het voetbaltoernooi (hij begint er ook over op het podium) gedeeld met een willekeurige Hollander, en heeft die hem ingelicht over de stylist van het zuiden en zijn juichpakken?!?

Het publiek: Vaders met gezonde buiken, moeders die zich nog eens opdoffen, zonen en dochters met licks-shirts, zelfs kleinkinderen. Pinkpop was altijd al meer een familie-evenement dan andere festivals, maar dit jaar is echt het summum. Als er één band is waar mensen massaal hun kinderen mee naartoe willen nemen, dan is het The Rolling Stones. Zoals we al sinds halverwege de jaren tachtig zeggen: het zou zomaar eens de laatste keer kunnen zijn.

Het oordeel: Een paar jaar terug overweldigde Bruce Springsteen Pinkpop tot twee keer toe met een verbluffend sterke festivalshow. The Boss stond op eenzame hoogte door zijn mix van honderd procent klassiekers en relevant nieuw werk. Hij liet bovendien nog een kwaliteit zien: hij vertelde een verhaal, en liet zijn keuze uit het oeuvre afhangen van wat hij wilde zeggen. Juist die kwaliteit missen The Stones. Jazeker, hun hits zijn gigantisch, en de delivery is verrassend sterk, maar die extra laag weet de band niet aan te boren, en vrijwel niet één nummer van na 1980 behoort tot de hoogtepunten. Dat neemt niet weg dat het laatste half uur een weergaloos bombardement van hits is. Het prachtige moment voor achtergrondzangeres Lisa Fisher bij Gimme Shelter, de rode vlammen bij Sympathy for the Devil, het Utrechtse studentenkoor tijdens You Can't Always Get What You Want. (I Can't Get No) Satisfaction, besluit de band na curfew tijd. Ooit dacht waarschijnlijk zelfs Jagger zelf dat hij dat niet tot in lengte van dagen kon blijven zingen, maar kennelijk blijft de honger toch altijd bestaan, bij band en bij publiek. Bespaar je de grappen over de vier rollators die backstage klaar staan om de band af te voeren. Vanavond ouderwets afterparty in het hotel van de Stones.
Bron:
VPRO door Atze deVries / Video: Rolling Stones (Youtube)